zondag 31 augustus 2014

Prediker 3:1-15 - leef in het nu en heb ontzag voor God

De generatie van mijn ouders en mijn generatie zijn misschien wel de eerste generaties in de geschiedenis die zoveel welvaart hebben gekend. En daarmee is de kans voor het eerst in de geschiedenis heel groot dat je in de pakweg eerste 30 jaar van je leven nauwelijks tegenslag kent. Dat zal niet voor iedereen gelden, maar als ik naar mezelf en velen in mijn omgeving kijk, klopt het wel aardig. Mijn wieg stond in een welvarend land, ik ben probleemloos door school en studie heengerold, heb snel een plek kunnen vinden om te werken en ik heb een mooi gezinnetje. Hoe anders was dat in tijden dat de kindersterfte nog heel hoog was of er een grote wereldoorlog woedde. Ik zie het als een grote zegen. Tegelijk heeft het ook een zeker risico in zich. Want, als je alleen maar voorspoed hebt gekend, hoe ga je dan reageren als er groot verdriet in je leven komt? Kun je het handelen? En wat zal het met je geloof doen?

Prediker is realistisch. In een wereldberoemd gedicht tekent hij het leven zoals het is (Prediker 3:1-8). Hij rangschikt de woorden zo dat er een prachtig mozaïek van het leven ontstaat. In scherpe tegenstellingen wordt de volheid maar ook de dubbelheid van het leven neergezet. En de boodschap is: dit ga je allemaal in meer of mindere mate meemaken in het leven, maar wanneer en hoe? Dat weet je niet. Het leven is een avontuur waarin willekeur regeert en waar je als mens geen controle over hebt. Of zoals Prediker zegt: “Welk voordeel heeft de mens van al zijn zwoegen?” (vers 9). Je kunt zwoegen wat je wilt, maar je organiseert je eigen geluk of ongeluk niet. 

Als mens heb je wel inzicht in de tijd (vers 11). Daarin ben je meer dan de dieren. Voor een dier is het altijd nu. Als mens ben je je bewust van verleden en toekomst. Als mens kun je nadenken en plannen maken. Dat wel, maar verder heb je er weinig controle over. Als ik terugkijk in mijn leven heb ik heel veel keuzes bewust gemaakt, de keuze om te trouwen, een opleiding te volgen, om predikant te worden. Maar achteraf heb ik bij al die keuzes moeten constateren: ik had geen idee hoe het in werkelijkheid zou zijn. Hoe bewust ik ook leef, in zekere zin overkomt het leven me gewoon.

De verklaring van Prediker daarvoor is eenvoudig: God legt het mozaïek van het leven: “Hij heeft alles wat er is een goede plek in de tijd gegeven (vers 11). En God doet dat voor altijd. Daar kun je als mens niks aan toevoegen of van af doen” (vers 14). Als mens hebben we daar wel enig inzicht in, maar we missen het overzicht: “De mens kan het werk van God niet van begin tot eind doorgronden” (vers 11). Gods werk proberen te doorgronden levert in het gunstigste geval hoofdpijn op en in het ernstigste geval veel verdriet en frustratie: “het is een kwelling, die de mens door God wordt opgelegd” (vers 10).

Daarom kun je maar beter niet teveel piekeren en genieten van het leven. Genieten betekent vooral: in het nu leven. Als je helemaal opgaat in een goed gesprek, een heerlijke maaltijd, een prachtige wandeling, het lezen van een boek, of je dagelijks werk en je vergeet letterlijk de tijd, dan zeg je aan het eind van de dag: ik heb genoten. Niks is zo funest als op een goede dag denken aan de kwade dagen die gaan komen.
Bezie het werk van God: wie maakt recht wat hij krom heeft gemaakt? Geniet dus op de goede dagen van het goede, maar zie op de slechte dagen in dat God naast de goede ook de slechte dagen heeft gemaakt. Geen mens kan in de toekomst zien. (Prediker 7:13 en 14).
Wij veranderen Gods werk niet, zegt Prediker hier. En we kunnen bovendien niet in de toekomst zien. Geniet daarom op je goede dagen van het goede en leef niet altijd met je neus in de toekomst.

In de Bijbel wordt op meerdere plekken het lot van de rijke dwaas getekend. Een mens die altijd maar met zijn neus in de toekomst leeft en bezig is met meer en groter. In Prediker vinden we de volgende beschrijving van zo’n man: 
Het is, dat heb ik ingezien, een trieste zaak onder de zon, en voor de mens een zware last: God geeft iemand rijkdom, bezittingen en aanzien; er ontbreekt hem in zijn leven niets van wat hij zich gewenst heeft, maar God staat niet toe dat hij ervan geniet. Dat laat hij een vreemde doen. Leegte is het, een ellendige en trieste zaak. Zo iemand zou wel honderd kinderen kunnen krijgen en wel jaren kunnen leven, vele jaren lang, maar als zijn dorst naar rijkdom nooit gelest wordt en hem nog niet eens een graf rest, dan – zeg ik – is een doodgeboren kind nog beter af (Prediker 6:1-3)
Hier wordt in treffende bewoordingen de homo economicus getekend: Een persoon die allen gericht is op geld, rijkdom en winstmaximalisatie. Een wandelende rekenmachine die geen andere emotie kent dan begeerte. Het oordeel van Prediker is hard: een doodgeboren kind is beter af. Als je zo geleefd hebt, had je er beter niet kunnen zijn. Je bent er geweest, maar hebt niet geleefd.

Jezus geeft in Lucas 12 zijn eigen versie van dit verhaal. Een man die zijn hele leven hard gewerkt heeft, en zoveel verdiend heeft dat hij nu eindelijk kan gaan genieten. Het enige wat hij nog hoeft te doen is nieuwe schuren bouwen om zijn grote oogst in op te slaan. Maar die nacht sterft hij en heeft niks aan zijn schatten. “Zo”, zegt Jezus: “vergaat het iemand die schatten verzamelt voor zichzelf, maar niet rijk is bij God.”

Dit rijk zijn bij God komt in Prediker 3 in een andere vorm naar voren. In vers 14 spreekt Prediker over ontzag voor God, dat wat we vroeger de vreze des Heren noemden. Het grote verschil tussen God en mens: God die alles een goede plek in de tijd geeft en de mens die dat allemaal niet kan bevatten, kan leiden tot hoofdpijn en frustratie, maar ook tot ontzag, eerbied en zelfs lofprijzing. En dat laatste is de bedoeling: “God doet het zo opdat wij ontzag voor Hem hebben”. Juist als je rijk bent in God en leeft in ontzag voor Hem die alles bestuurt en leidt, kun je leven bij de dag en genieten van het goede dat Hij je toebedeelt (5:18).

Maar het moeilijke is dat volgens Prediker ook het slechte uit de hand van God komt. Ook al die slechte helften uit de tegenstellingen van Prediker heeft God een plek gegeven in de tijd. En hij zegt in 7:14 “zie op de slechte dagen in dat God naast de goede ook de slechte dagen gemaakt heeft”. Dat hele prachtige mozaïek van het leven, is dat niet een gruwelijk spel dat God met ons speelt? Een vraag die des te harder gaat branden als we kijken naar onze wereld waarin vooral de slechte dagen toch wel heel prominent aanwezig lijken te zijn.

Geen mens kan hier het laatste bevredigende antwoord op geven. Toch zien we dat mensen hier op heel verschillende manieren op reageren. Sommige mensen die de slechte kant van het leven meemaken roepen tot God om hulp. In de psalmen komen we het vaak mensen tegen die schreeuwen: “Waarom, God?” of: “Hoe lang nog HEER?” Hier proef ik een houding in van: “Heer, ik geloof dat u goed bent, maar ik snap helemaal niks meer van U!” God niet meer begrijpen, maar toch blijven geloven dat God goed is.

Een heel andere houding vinden we bij mensen die niet meer in God geloven, maar Hem toch ter verantwoording roepen. Er gebeurt een ramp en een seculiere krant kopt: "Waar was God?" Of in een talkshow wordt onderkoeld besproken wat God allemaal beter zou kunnen doen. Er wordt gepraat over God alsof Hij er niet bij is. In het echte leven noemen we dat roddel. Mensen oordelen over de Eeuwige terwijl ze geloven dat Hij er niet bij is. Ik merk dan vaak dat mijn haren recht overeind gaan staan en heb dan sterk de neiging om God te gaan verdedigen. Maar die neiging kun je beter leren bedwingen. Als het waar is wat Prediker zegt: “de mens kan het werk van God niet van begin tot eind doorgronden”, dan kan en hoeft een mens God niet te gaan verdedigen. Prediker roept ons op om voor het geheim te blijven staan en ondertussen ontzag voor God te hebben.

Moet je dan maar helemaal zonder antwoord blijven leven? Voor mij wordt het antwoord op deze levensvraag belichaamd door Jezus Christus, Zoon van God. Hij leefde in deze wereld en maakte het leven in al zijn dubbelheid mee. Hij is geboren, kende verdriet en geluk, had lief en werd gehaat, en werd uiteindelijk vertrapt door mensen. Hij heeft het menselijk leven in al haar diversiteit doorleefd en is er uiteindelijk aan ten onder gegaan. In Christus heeft God zelf aan het leven geleden en heeft op die manier de wereld gered. Als de wereld enkel een gruwelijk spel van God zou zijn, dan is niet te verklaren dat God zelf zijn eigen Zoon zou geven om de wereld te redden. Daar is die ingreep veel te ernstig voor. 

Niet dat ik het begrijp, maar ik blijf geloven in een goede God. En ik hoop dat dat geloof het houdt als ik de moeilijke kanten van het leven zelf ga meemaken.

Het echte leven begint met ontzag voor God, die mijn tijden in Zijn hand houdt. Dat kan helpen om het moeilijke van het leven te aanvaarden. Én dat kan helpen om het goede van het leven als geschenk te aanvaarden.

zondag 17 augustus 2014

Prediker 1:12-2:26 – een leeg leven en genieten als genade

Als ik als mens niet aan de knoppen van mijn leven zit, maar onderworpen ben aan wat er gebeurt, als mijn korte leven zich afspeelt onder de zon, beperkt en klein, hoe kan ik dan mijn leven het beste invullen? Met de woorden van Prediker: “Wat kan een mens het beste doen, dat luttel aantal levensdagen dat hij doorbrengt onder de zon?” (2:3).

Om daarachter te komen onderneemt Prediker een gedachtenexperiment. Stel nu dat je alle mogelijkheden van de wereld tot je beschikking hebt: eindeloze wijsheid, het vermogen om onbeperkt feest te vieren, maar ook alle mogelijke creatieve vermogens en ook nog eens rijkdom. Kortom: stel dat je de grootste koning ooit bent. En ook nog eens over het volk van God in de stad van God. Dan heb je in elk geval ruimschoots de mogelijkheden om uit te vinden wat een mens het beste kan doen. Want als Jan modaal tot de conclusie komt dat zijn gezwoeg zinloos is, geloven we dat wel. Maar als een koning het zegt… Een koning: de persoon die maar net onder God staat…

Het eerste wat Prediker uitprobeert is het leven als nieuwsjunk. Overal zijn oor te luisteren leggen, op de hoogte zijn van het laatste nieuws, maar ook genoeg tijd nemen om de achtergronden van wat er gebeurt te doorgronden en dat alles om de wereld beter te begrijpen. Want kennis is macht, en misschien maakt kennis wel gelukkig. Maar hij ervaart het als een kwelling. Het enige wat hij mensen ziet doen is rennen en rennen, en dan hebben ze te pakken wat ze willen en blijkt het lucht te zijn, najagen van wind. “Hoe meer ik wist, hoe verdrietiger ik werd”, zegt hij. En ik begrijp het wel. De afgelopen weken heb ik veel gelezen en gehoord over de situatie in het Midden Oosten. Daardoor ben ik iets meer gaan begrijpen van de achtergronden van de huidige conflicten. Maar hoe meer ik weet, hoe meer ik zie hoe ongelooflijk complex het is, hoe meer ik eraan twijfel of er ooit een oplossing gevonden gaat worden. “Wat krom is maken wij niet recht, en wat er niet is dat is er niet.” En ondertussen sterven er mensen, iedere dag weer. Ik had het liever niet geweten. Kennis is geen macht, kennis is verdriet. Zalig de onwetenden (1:13-18).

Dus, zo denkt Prediker, dan maar een andere weg uitproberen: me vol laten lopen en alles vergeten. Bewust het oppervlakkige plezier opzoeken, genotsmiddelen gebruiken, en lachen en lachen tot je niet meer bijkomt. Maar het lukt hem niet. Prediker observeert zichzelf en hoort zichzelf lachen: een holle, vreugdeloze lach. Het leidt nergens toe. Het is leeg. Wat andere mensen wel lukt: losgaan en genieten, hij kan zich niet voorstellen dat hij er ooit echte vreugde in vindt (2:1-3).

Dan stort hij zich maar op zijn werk. En hij is er goed in. Hij heeft talent en een enorme werkkracht. Hij bouwt paleizen in een parkachtig landschap dat hijzelf ontwerpt. Heeft geld genoeg om spullen en slaven te kopen. Niet van het mindere soort, maar slaven in de kracht van hun leven die zich ook nog eens voortplanten. En hij heeft ook nog eens een neus voor mooie muziek en mooie vrouwen. Prachtig! Hij heeft in zijn leven maar één regel en dat is: geen regels, alles wat ik wil doe ik. En dit keer werkt het. Hij geniet intens van wat hij heeft (2:4-10).

Tot op een avond; na een heerlijke maaltijd zit hij nog met een glaasje wijn voor een van zijn paleizen en hij komt eindelijk eens tot stilstand en gaat nadenken. Hij mijmert wat over de wijze en dwaze mensen die hij heeft leren kennen en ineens gaat hij zich zorgen maken over zijn opvolging: “stel dat ik alles achter moet laten aan zo’n dwaas?” (2:11-12).

Want zijn eigen wijsheid heeft hem toch wel ergens gebracht hé. Het heeft zo z’n voordelen om een beetje je verstand te gebruiken. Iemand die wijs is heeft tenminste ogen in zijn hoofd, maar een dwaas rommelt maar een beetje door het leven en ziet niks. Verder maakt het eigenlijk niet zo gek veel uit. Het leven is onberekenbaar en geeft wijzen en dwazen even veel (on)geluk. En beiden sterven ze en worden ze vergeten. Waarom dan zo je best gedaan om wijs te zijn? Nou ja, het heeft in élk geval rijkdom opgeleverd (2:13-16).

Ja, dat zal wel. Maar wat heb je daaraan als je niet weet aan wie je het nalaat? Straks is het een dwaas, een leegloper, een verre achterneef die zich op een slimme manier in je bedrijf heeft weten in te kopen. Straks is alles voor niks geweest… Het leven gaat de Prediker tegenstaan. Waarom zo hard werken dat het pijn doet? Waarom je zo inzetten dat je er ’s nachts niet van kunt slapen? Zijn gedachten drijven hem tot wanhoop. Heeft hij zich dan toch zijn hele leven beziggehouden met het najagen van wind? Hij wordt er bijna depressief van (2:17-23).

Maar wat dan? Veel weten maakt me verdrietig, zomaar plezier maken lukt me niet en hard werken is zinloos. Wat kan ik dan het beste doen, dat luttel aantal levensdagen die ik doorbreng onder de hemel?

“Het beste wat je kunt doen is eten, drinken en genieten in al je gezwoeg.” Je erbij neerleggen dat het leven zo is en er het beste van maken. Een leven waarin je ondanks je moeite en zorgen vederlicht door het leven gaat. Niet iedereen kan dat. Sommige mensen hebben een opgeruimde geest, anderen zijn zwaarmoedig aangelegd. “Het vermogen om te genieten is in de hand van God”, aldus Prediker. Genieten is een geschenk van God. Weten hoe het leven is en toch ogen die van vreugde stralen (2:24-26).

Het gaat bij dit genieten niet om het gewrongen genieten uit 2:1-3. Daar wordt het leven beschreven waarbij genieten een soort elfde gebod is: “Gij zult genieten”. Een genieten waarbij mensen zich van vakantie naar vakantie, van kick naar kick voortslepen. Dat genieten waarbij mensen van hun huis hun minipaleis maken om hun ongeluk te maskeren. Dat rusteloze genieten.

Nee, het gaat hier om levensvreugde. Dat je ’s ochtends wakker wordt en zin hebt om te beginnen aan de dag. Dat je ogen open staan om de zon te zien schijnen. Met vreugde je brood eten, vrolijk wijn drinken, vrolijke kleren aan, genieten, omdat God je ziet en het je gunt, omdat God geniet van jouw genieten (Prediker 9:7-9).

Iedereen laat uiteindelijk alles achter waarvoor hij of zij geleefd heeft. Dat is nu eenmaal een feit. Maar de één kon ervan genieten, en de ander bleef rusteloos bezig met spullen verzamelen, hij rende achter de wind aan.

Het verschil tussen die beiden wordt door Prediker getekend als een verschil in de verhouding tot God. De mens die Hem behaagt krijgt vreugde (2:26). Veel meer zegt Prediker er niet over. Maar ik moet bij dit gedeelte constant denken aan Matteus 6:25-34. Daar zegt Jezus dat je zorgen maken zinloos is, je kunt er nog geen el mee aan je leven toevoegen. Of, zoals Prediker zegt: wat krom is maak jij niet recht (1:15). Zorgen maken is niet waarvoor je op de wereld gezet bent. Dat doet God de Vader wel: Hij zorgt. Deze wereld met alle problemen, maar ook jouw eigen beperkte leven zijn in de eerste plaats Gods verantwoordelijkheid, niet de jouwe!

Je vertrouwen daarop stellen brengt een bepaalde lichtheid in je leven. Je weet van de wereldproblemen en kleine zorgen, en ondanks dat dooft je levensvreugde niet. De wereld is Gods zorg, niet de jouwe.
Dit is niet hetzelfde als onverschilligheid, het wegkijken van de problemen. Jezus zegt erbij: “zoek eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid”, met andere woorden: zet je leven in dienst van Gods doelen, leef in deze wereld als kind van God en volg de agenda van God. Met open ogen en een open hart door de wereld gaan. Dan krijg je die rust. Niet wegkijken, maar jezelf inzetten, op een ontspannen manier.

Of, in de woorden van Prediker: Wijsheid, kennis én vreugde…

zondag 10 augustus 2014

Prediker 1:1-11 - Alles is niks

Alles is niks, dat is de ouverture van het boek Prediker. Een briesje, een zuchtje, en dat in de overtreffende trap.

Hoezo, alles is niks? Ik heb een vrouw, kinderen, werk, in mijn ogen zinvol werk. Ik hoop iets goeds na te laten aan het christendom, de kerk, de wereld… Ik wil niet dat mijn leven tevergeefs is. Mensen willen een spoor nalaten in de geschiedenis, daarom maken ze kunst, muziek, daarom proberen ze wereldrecords te vestigen, daarom gaan ze de politiek in…

Prediker verklaart al dat werken tot zwoegen: het woord voor werken dat direct de pijn en het verdriet dat het met zich meebrengt in zich draagt. Het gaat zo moeizaam, is zo frustrerend… Maar, geen voordeel, tevergeefs? Ik mag hopen van niet. Hoe komt hij daarbij?

Ik kan me nog goed herinneren dat ik op school de waterkringloop uitgelegd kreeg. Het fascineerde me. Water dat naar de zee stroomt, onderweg al deels verdampt, en uiteindelijk in zee in grote hoeveelheden de lucht in gaat, ijs dat vervluchtigt, en dat alles komt vervolgens als neerslag terug op aarde: sneeuw, regen, hagel. Het verzamelt zich in rivieren, na soms jaren in een gletsjer gelegen te hebben, en keert opnieuw terug naar zee. Eindeloos gaat het door.

Op diezelfde manier komt iedere dag de zon  op, trekt haar baan langs de hemel, en haast zich dan met de tong uit de mond weer naar de plek waar ze opnieuw op zal gaan. Altijd weer terug naar het begin. Dat geldt ook van de wind. Altijd maar aan het draaien en waaien, maar ze komt altijd weer terug waar ze begon. Een eindeloze kringloop, een eindeloos raderwerk wat het leven in standhoudt. Alles beweegt en alles blijft hetzelfde.

En in dat eindeloze raderwerk wisselen de generaties zich af. De kringloop van het leven: geboren worden, voortplanten, sterven, gaat even eindeloos door. En ondertussen verandert er niks.

De mens staat niet boven het raderwerk, de mens vindt zijn plaatsje in het raderwerk en draait vrolijk of minder vrolijk mee. De mens heeft geen grip op de raderen. De wereld is een herhaling van steeds hetzelfde toneelspel, alleen de acteurs wisselen. Maar ze lijken zo veel op elkaar, te veel…

De mens leeft, de mens sterft, en de wereld draait door…

De wereld draait door, je zou er moe van worden. Dit weekend begint het voetbalseizoen. Er worden 34 wedstrijden gespeeld. En je hebt een winnaar. Volgend jaar weer. Dan met een andere winnaar, of dezelfde.
In Nederland kennen we eens in de zoveel tijd (liefst 4 jaar) verkiezingen. Je hebt een campagne, er worden dingen beloofd. Dan zijn er verkiezingen. Een kabinetsformatie. Een nieuwe MP. Er wordt een paar jaar geregeerd. Beloften worden verbroken. En er zijn weer verkiezingen.

Iedere dag valt de krant op de mat. Vers nieuws. Maar het gaat altijd over de economie, of over oorlog. Nu eens hier, dan weer daar. Het nieuws is in grote lijnen hetzelfde. Alleen de acteurs wijzigen.
De zomervakantie is bijna voorbij, een maand later is het startzondag. Kerkelijke activiteiten beginnen. Ondertussen bereiden we ons al zoetjesaan voor op kerst. Vrij snel na kerst is het pasen, hemelvaart, pinksteren, en het is al weer zomer.

Je kunt blijven kijken, luisteren, praten. Je komt er nooit mee klaar. Je wordt er doodmoe van, en wat haalt het uit.

Soms is er iets nieuws: telefoon, radio, internet. Maar als je goed kijkt blijkt het nieuwe altijd weer een variant van op het oude te zijn. Iets wat je bedenkt blijkt ook al eens door een ander bedacht te zijn. Iets wat je meemaakt blijkt ook al door anderen meegemaakt te zijn. Soms zelfs al eeuwen en eeuwen lang.

Ik ben vader, hoop grootvader te worden en misschien mijn achterkleinkinderen te zien. Maar dan zijn mijn dochters al weer oma. Nog een generatie verder is er misschien nog de gedachte aan mij, maar al spoedig ben ik vergeten. Zoals ik mijn eigen overgrootvader me enkel nog vaag vanaf een foto herinner. Iedereen zal worden vergeten. En als het jaar 2300 aanbreekt zijn mijn achterkleinkinderen ook al weer vergeten.

Als mens ben ik onderworpen aan het altijd doorgaande raderwerk dat wereld heet. Ik kan er binnen bewegen, maar er niks wezenlijks aan veranderen. Ik kan zelf niet bij de knoppen van het leven, ook niet van mijn eigen leven. Het leven is snel voorbij, dan is de herinnering uitgewist, en de wereld draait door…

Wat heb ik dan aan alles wat ik doe? Ik begin de Prediker geloof ik te begrijpen.
Waarom maak ik me dan zo druk? Waarom lig ik wakker van mijn werk? Waarom ben ik bezig met het verwekken en laten opgroeien van een nieuwe generatie? Alles is niks, vermoeiend, oud…

Maar goed, ik lees de Bijbel juist voor een stukje zingeving in mijn leven. Daarom ga ik ook naar de kerk. Niet om te horen dat alles zinloos is. Maar om evangelie te horen. Evangelie: goed nieuws, iets NIEUWS dus. Overwinning op de dood, en daardoor in elk geval niet dat pessimistische gedoe over alles blijft altijd hetzelfde. En ook al leefde de Prediker voor Jezus, hij kon toch ook weten dat de wereld een kop en een staart heeft, dat God in het begin schiep en aan het eind zal oordelen, dat niet alles een herhaling van het oude is?

Ach, is het evangelie onderhand ook geen oud nieuws? We vieren het jaar na jaar. In de eindeloze kringloop van kerst, Pasen, Pinksteren en opnieuw kerst. En wat is er nu helemaal veranderd in de 2000 jaar dat we dat doen? Die vragen, die lastige mensen soms stellen, die ik als gelovige het liefst wegdruk, Prediker confronteert me er genadeloos mee. En ik heb even geen antwoord.

Maar is de Prediker serieus niet te negatief over de mens? De Bijbel kent toch ook het perspectief van Psalm 8, waar de mens bijna Goddelijk is, over alles regeert en wel degelijk aan de knoppen zit?

Ja, dat perspectief kent de Bijbel ook. Maar die psalm slaat wel de toon van de verwondering aan: “Als ik de hemel, zon, maan en sterren zie, dan kan ik bijna niet begrijpen dat U naar de mens omziet, en al helemaal niet dat U de mens bijna Goddelijk hebt gemaakt.” De mens is in vergelijking met die hemellichamen zo klein, de mens leeft in het ondermaanse, “onder de zon”. En dan zijn we terug in Prediker 1: onder de zon is onze plek. God is boven de zon, Hij bestuurt en ziet alles. Mijn mogelijkheden zijn beperkt, mijn blik is beperkt. Mijn aandeel is zwoegen, zonder dat ik weet of het wat oplevert. Ik kan in elk geval geen toren tot in de hemel bouwen. En daarom kan ik maar beter mijn plek weten en niet te hoog van de toren blazen. Jezus spreekt niet voor niks de armen van geest zalig. 

God is in de hemel, jij bent op de aarde. Ken je plek. Maak je niet te druk, te groot, te belangrijk…

Hoe lees ik Prediker?

Prediker is een boekje dat letterlijk aan de rand van de Bijbel staat. Nog in de dagen van Jezus was er onder de joden discussie of het boekje nu wel of niet in de Bijbel thuishoort. Dat heeft waarschijnlijk te maken met het wel heel pessimistische levensgevoel dat het boekje uitstraalt.

Het boekje kent geen leven na de dood, kent geen zin toe aan dingen waar mensen zich over het algemeen heel druk over maken, weet van de onvoorspelbaarheid van het leven en is onder de indruk van de beperktheid van de mens tegenover een almachtig God.

Vandaar ook het thema dat ik aan deze prekenserie heb gekoppeld: hoe overleef ik het leven?
Prediker valt onder de Joodse wijsheidsliteratuur. Vergeleken met de Griekse filosofie is de Joodse wijsheid veel ‘aardser’. Het gaat om praktische levenswijsheid van mensen die om zich heen kijken, observeren en er lessen uit trekken.

Prediker is ook niet heel logisch. Daarmee bedoel ik dat het boekje niet echt van voor naar achter naar een bepaalde conclusie toewerkt. In het boekje wordt het centrale thema steeds vanuit een andere hoek bekeken alsof de schrijver echt alle mogelijke invalshoeken wil bekijken om op die manier meer inzicht te krijgen.

Bij het lezen van het boekje zul je meermalen de neiging krijgen om je vinger op te steken en te vragen of het wel helemaal klopt. Soms voel je dat je haren overeind gaan staan en je de neiging krijgt om er heel hard tegenin te gaan. Dat geeft niet, maar is juist de bedoeling. De schrijver houdt van flink overdrijven. Soms citeert hij een spreuk waar hij het zelf misschien niet helemaal mee eens is. Hij kan hele gedachtenexperimenten houden en daar ongelooflijk ver in doordraven. En af en toe lijkt hij gewoon een bommetje te willen droppen om te kijken hoe zijn publiek daarop reageert.

Daarom de waarschuwing vooraf: lees het boekje niet als een dogmatisch correct betoog. Want dat is het niet en wil het ook helemaal niet zijn. 

donderdag 7 augustus 2014

Prekenserie: Hoe overleef ik het leven?

Prediker is het Bijbelboek dat de postmoderne mens het dichtst op de huid komt. Het boekje heeft een uitgesproken pessimistisch levensgevoel. Soms krijg je de indruk dat de schrijver een depressief figuur was, of een cynische zuurpruim:

“alles is vermoeiend”

“alles is najagen van wind”

“alles is altijd hetzelfde”

Tja, als je het leven zo bekijkt, hoe houd je het dan vol? Hoe overleef ik het leven?

In een aantal preken over het boekje Prediker wil ik stilstaan bij die vraag. Stukje bij beetje gaan we op zoek naar een antwoord. In de hoop dat de Prediker ons naast al die vragen ook een bevredigend perspectief aanreikt. Of zou hij echt onverbeterlijk cynisch zijn?

Om ervoor te zorgen dat het allemaal een beetje te volgen is, ook als je soms een preek gemist hebt, zal ik met regelmaat een stukje op mijn weblog plaatsen.